More is less….

Onlangs verscheen een rapport van de Commissie Positionering Hoger Onderwijs met haar zienswijze op de vraag of het HBO voldoende is toegerust en gepositioneerd om haar te taak te vervullen? Een interessante en urgente vraag.
Wat is dan de taak van het HBO? De commissie schrijft: “De opdracht aan het HBO is om te zorgen voor goed gekwalificeerde professionals en het bijdragen aan de samenleving door praktijkgericht onderzoek en innovatie”. (p.5).
De commissie concludeert dat het HBO haar taak goed vervult, maar toont twijfels of ze dit in nabije toekomst wel zo kan blijven doen. Veranderingen in de maatschappijen en in hoger onderwijs zelf vragen om flexibeler beroepsonderwijs en ook een andere positionering van dit onderwijs, onder andere ten opzichte van WO. Verder wordt gewezen op de noodzaak anders te kijken naar innovatie, als circulair proces, en afgeleid daarvan om ook anders te kijken naar leren en het ontwerp van opleidingsprogramma’s. Ontwikkeling van onderzoekend en ontwerpend vermogen en een professionele identiteit zouden moeten meer aandacht krijgen. Tot zover is dit rapport goed te volgen.
Ingewikkelder wordt dit als het rapport richting oplossingsrichtingen gaat. Het voorstel is EN een andere organisatie van het hoger onderwijs, EN een grote kwalitatieve slag in het HBO in de breedste zin van het woord EN een betere positionering van het HBO in het Nederlands onderwijsstelsel te realiseren in een periode van zeven jaar. Daar bovenop wil de commissie in diezelfde tijd EN een grote uitbouw van het aantal Associate degree – en masteropleidingen, EN modernisering van de bacheloropleidingen, EN meer keuzemogelijkheden en maatwerk voor lerenden EN meer aandacht voor de mogelijkheden voor werkenden om te professionaliseren.
Kijkend naar de praktijk van alledag kun je je best afvragen hoe je dit kan realiseren in een tijdspad van zeven jaar. Hoe realistisch is dit? En hoe ga je dit realiseren in nauwe samenwerking met betrokken docenten en andere actoren? En met behoud van kwaliteit? Zonder iets tekort te willen doen aan de door de commissie geschetste situatie: in ons werk zien we elke dag een grote afstand tussen plannenmakers en de mensen die de plannen moeten gaan uitvoeren en implementeren. Ook zien we docenten die een grote werklast dragen, die graag kwalitatief goed onderwijs willen ontwerpen en verzorgen en ervaren dat dit nu al onder druk staat. Een snel en enorm toenemend aantal opleidingen, in sneltreinvaart ontworpen, heeft ook nu nog niet altijd de kwaliteit op orde, met alle gevolgen van dien.
Voortuitgang is goed en moet, maar het gevaar van “more” is in de praktijk regelmatig “less”… We zullen de ontwikkelingen rondom dit plan met interesse blijven volgen.